Als mens, maar ook als hond, leer je eigenlijk elke dag wel iets nieuws. Soms gaan die processen bewust, maar soms gaan die processen ook ongemerkt. Als je je hond bepaald gedrag wilt (af)leren is het maar wat handig om te snappen hoe dit leerproces werkt. Zo kun je het namelijk in je voordeel gebruiken!
Vormen van leren
Er zijn eigenlijk twee basisvormen van leren te onderscheiden, namelijk klassieke conditionering en operante conditionering. Over beiden zal ik je hieronder wat vertellen.
Klassieke conditionering
Klassieke conditionering klinkt als iets heel ingewikkelds, maar eigenlijk is het niets anders dan associëren. Het bekendste voorbeeld hiervan is dat van het experiment van Pavlov, wat de meesten wellicht wel zullen kennen. De wetenschapper Pavlov liet steeds voor hij een bak met eten voor een hond neerzette een belletje horen. Honden produceren speeksel als ze gaan eten. Op een gegeven moment was het geluid van het belletje al voldoende om de hond te laten kwijlen, ook al was er nog geen etensbak te zien. Dit noemen we klassieke conditionering, en in de volksmond wordt er ook wel eens gesproken over de ‘Pavlov-reactie’.
Honden zijn heel goed in deze vorm van leren. Waarschijnlijk kun je zelf ook wel wat voorbeelden verzinnen bij je eigen hond. Mijn hond Matts gaat bijvoorbeeld al kwijlen op het moment dat ik een hand in mijn broekzak steek, of op het moment dat ik ‘hier’ roep maar er nog geen snoepje in zicht is.
Het is soms heel fijn dat honden zo snel associëren. Zo kun je sommige dingen heel snel aanleren, zoals bijvoorbeeld een fluitsignaal linken aan iets lekkers.
Maar juist doordat honden zo snel op deze manier leren, moet je met bepaalde zaken goed oppassen, zeker als er angst in het spel is.
Op het moment dat een hond namelijk angst ervaart, treedt er vaak een extra snelle en krachtige leerervaring op. Het is namelijk voor je overleving heel handig dat als iets gevaarlijk is, je dat ook meteen onthoudt. Dit betekent dat honden ook heel snel een (heftige) angst of zelfs trauma voor iets kunnen ontwikkelen. Denk bijvoorbeeld aan een hond die heel erg schrikt van een harde knal tijdens het onweer. Die zal mogelijk meteen een angst voor onweer ontwikkelen, of in het ergste geval kan het zelfs een angst worden voor de persoon die op dat moment bij hem in de ruimte is of de ruimte zelf, omdat hij dat onbewust associeert met de harde knal.
Operante conditionering
Dit is een vorm van leren waarbij je hond leert dat een gedrag of actie die hij of zij uitvoert, een bepaald gevolg heeft. Je kunt het zien als het principe van leren door fouten/successen. Je leert welk gedrag je wel gaat herhalen, omdat het succes heeft, en welk gedrag je beter kan laten, omdat het niets of iets negatiefs oplevert.
Deze manier van leren, kun je in training op 4 manieren toepassen. Hiermee kun je gedrag laten toenemen (bekrachtigen), of gedrag laten afnemen (corrigeren). Ik licht ze alle vier toe omdat het belangrijk is om alle vier de toepassingen te kennen, maar dat wil niet zeggen dat elke vorm even goed is om toe te passen.
Wat even omschakelen is, is dat het woord positief en negatief hier net een iets andere lading heeft. Met positief bedoelen we iets toevoegen, met negatief bedoelen we iets weghalen.
Positief bekrachtigen
Je voegt een leuke prikkel toe zodra de hond gewenst gedrag laat zien. Voorbeeld: je geeft je hond een koekje als hij ‘af’ gaat.
Gevolg: Positieve bekrachtiging zorgt voor een toename van het gedrag.
Negatief bekrachtigen
Je verwijdert een vervelende prikkel zodra de hond gewenst gedrag laat zien.
Voorbeeld: je laat je hond afgaan door hem met je handen op zijn kont of rug te duwen, en zodra hij ligt haal je je hand (dus de druk op het lichaam) weg.
Gevolg: Negatieve bekrachtiging, zorgt voor een toename van het gedrag.
Postieve correctie
Je voegt een vervelende prikkel toe zodra je hond het gedrag laat zien. Voorbeeld: je hond is aan de lijn en je begroet iemand. Hij springt tegen deze persoon op en je geeft een harde ruk aan de lijn.
Gevolg: Postieve correctie, zorgt voor een afname van het gedrag.
Negatieve correctie
Het weghalen van een gewenste prikkel.
Voorbeeld: je hond is naar je aan het blaffen voor aandacht. Je staat op, loopt de ruimte uit en negeert je hond.
Gevolg: Negatieve correctie, zorgt voor een afname van het gedrag.
Leren door leuke prikkels
In de meeste trainingen wordt tegenwoordig gelukkig gebruik gemaakt van de hond positief bekrachtigen. Je wilt juist graag dat jij en je hond een goede band hebben en daarom is het belangrijk om zoveel mogelijk positief met je hond bezig te zijn. Je zult ook zien dat het vaak het meest efficiënt is om op die manier je hond nieuwe dingen aan te leren. En het leukst!
Soms is het echter ook nodig om bijvoorbeeld bepaald ongewenst gedrag te negeren, dan is negatieve correctie, dus de aandacht stoppen, ook vaak heel effectief.
Wat verder belangrijk is, als we het hebben over het toevoegen van een leuke prikkel (een beloning), is dat het voor je hond een leuke prikkel moet zijn. Niet elke hond vindt een aai over zijn bol een beloning. Sommige honden ervaren dit zelfs als iets vervelends. Dus terwijl jij denkt goed bezig te zijn en je hond positief te bekrachtigen, ervaart je hond het misschien wel als een positieve correctie, namelijk het toevoegen van een vervelende prikkel.
Kijk altijd naar wat er met het gedrag gebeurt. Zie je dat het gedrag toeneemt, dan ben je het bewust (of onbewust) aan het bekrachtigen.
Niet-leuke prikkels
Het gebruik van vervelende prikkels, zoals het geval is bij negatieve bekrachtiging en positieve correcties, is voor je hond niet zo fijn. En zeker ook omdat honden zo snel associëren (klassieke conditionering) wil je het liefst wegblijven van het gebruiken van prikkels die voor je hond niet prettig zijn, want dit kan heel vervelende bijeffecten opleveren.
Een voorbeeld: Stel je maakt gebruik van een anti-blafband met citronella spray. Dit is dan een vorm van positieve correctie, je voegt namelijk een vervelende prikkel toe op het moment dat de hond het blafgedrag laat zien. Het zou zomaar kunnen, dat je hond die band om heeft en blaft naar de hond van de buren die hij ziet lopen. Op dat moment krijgt hij die vervelende spray in zijn gezicht. Dan kan hij omdat het iets onaangenaams is ook heel makkelijk de associatie leggen tussen het zien van de hond van de buren en die vervelende gebeurtenis. Met als effect dat je hond ineens de hond van de buren niet meer leuk vindt en misschien wel agressie gaat inzetten.
Hetzelfde als bij het bekrachtigen gaat ook hier bij correcties op. Denk bijvoorbeeld aan een hond die heel erg trekt aan de lijn. Veel honden blijven dit ondanks de spanning op de lijn toch doen. Dit vertelt je dat je hond die spanning op de lijn blijkbaar niet als iets vervelends ervaart. Als het gedrag niet afneemt, dan kun jij wel denken dat je je hond corrigeert, maar deze ervaart dat blijkbaar niet zo. Waarmee ik absoluut niet wil aanraden om dan sterker in te zetten, maar juist om over te stappen naar het bedenken van welk gedrag je wél graag wilt zien, het netjes meelopen aan de lijn, en hoe je dit gedrag kan stimuleren en positief kan bekrachtigen. Met andere woorden, in plaats van alleen maar aan te geven wat je hond niet mag, leg de focus op wat je hond dan wel mag 🙂
- De beste manier(en) om jouw hond iets nieuws te leren - 30 juni 2021
- STRESS! Hoe voorkom ik een ‘burn-out’ bij mijn hond? - 14 april 2021
- Je puppy leren zijn tandjes uit je spullen te houden - 10 februari 2021